
Hoe het klimaatsocialisme onze pensioenen op losse schroeven zet
Het recht op privé-eigendom staat onder druk. Het pensioen en de eigen woning van de burger worden op steeds meer manieren belast of aangewend voor links-ideologische projecten. Tegen deze ondermijning in moeten we een zuiver begrip van privé-eigendom zetten, dat ons aangereikt wordt door de christelijke traditie. De onderstaande tekst is het derde deel (klik hier voor het eerste deel en het tweede deel) van een hoofdstuk uit het boek Pensioen in de uitverkoop, dat u HIER kunt bestellen.
Katholieke sociale leer
De toepassing van het onveranderlijk principe van privé-eigendom op de ingrijpende sociaaleconomische veranderingen van de negentiende eeuw, heeft tot de ‘katholieke sociale leer’ geleid. Die koppelt het privé-eigendom van het individu via de deugd van de naastenliefde aan het collectief: eerst en vooral het gezin, maar ook de samenleving als geheel. Het individu beschikt vrijelijk over zijn bezit, maar is geroepen dit verstandig te beheren met inachtneming van het algemeen belang. Daarmee verwerpt de katholieke sociale leer zowel het individualistisch kapitalisme als het collectivistisch socialisme. Het wijst een geheel andere weg, waarin werknemers en werkgevers niet meer tegenover elkaar staan, maar door gezamenlijk overleg tot afspraken komen. Zij vinden elkaar in een gedeelde christelijke visie van het bonum commune, het gedeelde goede.
Eigenwoningbezit was prioriteit
Concreet betekende dit in de jaren 1950 dat maatschappelijke overlegpartners in Nederland het als een beleidsprioriteit zagen dat vaders als kostwinners hun gezin konden onderhouden en dat echtparen een woning konden kopen. De sociaaldemocratische, liberale en antirevolutionaire zuilen stonden in deze tijd nog aanzienlijk dichter bij de geestelijke bronnen van de Westerse christelijke beschaving en daarmee van de katholieke sociale leer, dan hun nazaten in de eenentwintigste eeuw.
Het ontstaan van het pensioenstelsel
In deze context moet de totstandkoming van het Nederlands pensioenstelsel gezien worden. Reeds voor de Tweede Wereldoorlog waren daar aanzetten toe. Zo voorzag de Pensioenwet van 1922 in een oudedagvoorziening voor ambtenaren. Hun pensioengeld werd beheerd door de in datzelfde jaar opgerichte Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Door gezamenlijk te beleggen, zo was het idee, konden de ambtenaren een hoger rendement behalen. Dit fonds begon met een schamele 90.000 deelnemers en groeide in de loop der twintigste eeuw uit tot één van de grootste pensioenfondsen ter wereld, met 3,1 miljoen deelnemers in 2021. Lange tijd viel het ABP onder de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken. In 1996 werd het fonds geprivatiseerd. Tegen deze tijd draaide er al 40 jaar een systeem van sociale zekerheid, met voor gepensioneerden als belangrijkste regeling de Algemene Ouderdomswet (AOW), die een oudedagsvoorziening garandeert.
Lees ook: Advies topambtenaren: ‘Langer doorwerken, minder AOW’
Sparen voor je oude dag
Als we teruggaan naar het voorbeeld van de visser, dan moeten we bedenken dat vissen zwaar werk is. Dat doe je niet tot je tachtigste. Een verstandige visser zet een deel van zijn winst apart om er later van te kunnen leven. Ook kan hij met medevissers een regeling treffen, waarbij zij gezamenlijk risico’s dragen. Het collectief kan hem ook beschermen tegen zijn eigen wispelturigheid als hij zijn spaargeld wil aanspreken voor een ander doel dan zijn oude dag. Bijvoorbeeld door zijn gespaarde geld onder te brengen in een fonds. Dat beheert als een rentmeester het opgebouwde vermogen. Het geld is dan niet meer in het bezit, maar het blijft het eigendom van de visser. Pensioen is kortom privé-eigendom.
Private regelingen worden weggelachen
In de private sector werd in eind negentiende eeuw al het eerste initiatief genomen voor een dergelijke collectieve pensioenregeling. Een pionier in dit opzicht was de Delftse ondernemer Jacques van Marken, die in 1887 met een bedrijfspensioenregeling kwam. De sociaal bewuste fabriekseigenaar Van Marken wilde de tegenstelling tussen ‘arbeider’ en ‘kapitaal’ overbruggen en daarmee de ‘sociale kwestie’ oplossen. Dat leverde hem de onmin op van socialisten als Ferdinand Domela Nieuwenhuis, die deze tegenstelling juist wilden vergroten teneinde de arbeider te mobiliseren voor revolutie tegen het kapitalisme. Domela Nieuwenhuis deed de vooruitstrevende ‘modelfabriek’ van Van Marken af als ‘slavenhuis’. Private oplossingen leidden in socialistische ogen slechts de aandacht af van de staatsgeleide oplossingen.
Wachten op Vadertje Staat
De echo van Domela Nieuwenhuis is nog te horen bij veel Nederlandse historici. Die zien private initiatieven in de tijd van de sociale kwestie als ontoereikend, onbarmhartig en onverschillig. Het klassieke beeld is de dame van stand die obligaat de sloppenwijk bezoekt voor wat liefdadigheidswerk. Zij brengt slechts een doekje voor het bloeden. Zij doet niets wat de deplorabele toestand van de arbeiders structureel verbetert. Na haar eigen liefdadigheidszin te hebben bevredigd, vertrekt de dame weer in de koets, haar neus dichtknijpend voor de stank. Historici schrijven daarentegen met merkbaar enthousiasme voor socialistische ‘idealisten’ die vanaf het einde van de negentiende eeuw pleiten voor een actief overheidsingrijpen. ‘Eindelijk’ wordt de sociale kwestie aangepakt. In werkelijkheid waren private - en dan vooral kerkelijke - initiatieven omvangrijk en effectief. Zij waren bovendien ingegeven door oprechte naastenliefde. Anders dan bij staatsregelingen, die uit verplichte belastingen bekostigd worden, kwam er geen dwang aan te pas.
Drie pijlers
Ook op het vlak van de oudedagvoorzieningen waren er genoeg private initiatieven vanuit families, gilden en kerken. Dat die beperkt waren, kwam doordat de welvaart nu eenmaal beperkt was voor de meeste mensen. Ook na de Tweede Wereldoorlog was Nederland relatief arm en had het schaalvoordeel om gezamenlijk pensioen op te bouwen. Zo ontstond de zienswijze van drie pijlers van het pensioenstelsel: de eerste is de AOW; de tweede de collectieve regeling, de derde de individuele regeling. Het zelf opbouwen van je pensioen werd letterlijk op de laatste plaats gezet. Het zwaartepunt in het Nederlands stelsel lag van meet af aan op de collectieve regeling. Dat was geen probleem in de jaren 1950, toen pensioenfondsen conservatief belegden, met als doel een maximaal rendement voor hun deelnemers. In de decennia nadien kwam er echter een culturele omslag in Nederland, die uiteindelijk tot een nieuw pensioenbeleid heeft geleid. Vanaf de jaren 1960 heeft het socialisme zich breed gemaakt in Nederland.
Linkse katholieken gingen aan de wandel met sociale principes
De Katholieke Volkspartij, aanvankelijk een hoeder van de katholieke sociale leer, begon vanaf de jaren 1960 het ‘bestrijden van economische ongelijkheid’ als bijkomend doel van het pensioenstelsel te zien. Linkse katholieken gingen aan de wandel met het Kerkelijke leerstuk van de bestemming van privé-eigendom voor het algemeen belang, door dat bonum commune op Revolutionaire wijze in te vullen. Ongelijkheid, een natuurlijk feit dat inspireert om te excelleren, gold nu als strijdig met het algemeen belang en moest van staatswege bestreden worden. Linkse ideologische doelen bleven evenwel op de achtergrond in het Nederlandse pensioenstelsel. De focus lag op risicodekking en maximalisatie van het rendement. Daarbij sloot het stelsel handig aan bij de Nederlandse volksaard van zuinigheid en spaarzaamheid, deugden die in belangrijke mate hebben bijgedragen aan de naoorlogse welvaart.
Lubbers hield pensioengeld in
In de loop der jaren zijn er evenwel breuklijnen gekomen. Een cesuur was de greep van de kabinetten-Lubbers (1982-1994) in de kas van het ABP. De regering droeg opzettelijk te weinig werkgeversbijdragen af aan het fonds, met als doel de overheidsbegroting te ontlasten. Daardoor liep het ABP naar schatting 15 miljard euro mis. Geïndexeerd zou dit bedrag anno 2025 ongeveer 70 miljard euro zijn. Ook bedrijfspensioenfondsen deden in die tijd een greep uit de kas, maar betaalden het geld na verloop van tijd weer terug. Lubbers en zijn opvolgers hebben dit altijd verzaakt. Hierdoor heeft het pensioenfonds minder geld en krijgen pensioendeelnemers een lagere uitkering. Het is “gelegaliseerde diefstal”, om met oud-bankier Ad Broere te spreken.
Lees ook: Hoe AOW’er en pensioengerechtigde sluitpost werden
Pensioenbestuurders zijn klimaatdominees geworden
Achter deze diefstal zat een socialistische mentaliteit, die sindsdien alleen maar sterk geworden is en naast politici opgang heeft gemaakt bij academici, toezichthouders en uitvoerders. Zij zien het pensioen niet als uitgesteld privé-eigendom van de deelnemer, dat voorzichtig belegd moet worden met het oog op maximaal rendement. Zij zien het pensioen als ‘onbenut kapitaal’, dat ingezet kan worden om begrotingsgaten te dichten, om de EU te versterken of om klimaatverandering te bestrijden. Daarbij zien de decision makers in de pensioenwereld de klimaatopwarming als ‘existentiële dreiging’. Bestuurders als Klaas Knot (ex-DNB) en Harmen van Wijnen (ABP) geloven dat Nederland letterlijk onder water komt te staan als we niet radicaal ingrijpen. Het recht op privé-eigendom moet maar wijken voor een alomvattende klimaattransitie in Nederland. Alles is geoorloofd als Hannibal aan de poorten staat. Met als verschil dat de Hannibal van klimaatverandering nooit vertrekt. Het klimaat blijft immers veranderen.
Onzekerheid troef
Pensioendeelnemers kunnen dus niet verwachten dat zij gedolven inkomsten terugkrijgen. Zij moeten maar slikken dat hun “pensioenbelofte” verandert in een “pensioenverwachting”, zoals ABP-voorzitster Corien Wortmann-Kool in 2020 stelde. Daarbij is het maar de vraag wat voor uitkering je volgend jaar krijgt. Zo verdwijnt de stabiliteit en zekerheid voor de gepensioneerde. Ook het Uniform Pensioenoverzicht biedt hierbij weinig houvast, zoals het schrijnende geval bewijst van een Nederlander die jarenlang 22.245 euro per jaar beloofd werd, maar eenmaal met pensioen slechts 16.631 euro kreeg van het ABP. Dergelijke onzekerheid is onverenigbaar met het beginsel van privé-eigendom.
Wel de lasten, maar niet de lusten
Toch voelen beleidsmakers zich opvallend senang bij de groeiende onzekerheid. Zoals spindoctors van de Nederlandse overheid het mooi stellen op de website werkenaanonspensioen.nl: “We gaan van het toezeggen van een pensioenuitkering naar een inspanningsverplichting om het pensioenkapitaal zo goed mogelijk te laten groeien. Oftewel: van een belofte naar een ambitie. Met dit kapitaal wordt namens de fondsdeelnemer belegt voor zijn/haar eigen pensioen. Het risico op een eventueel lager dan verwacht rendement komt geheel bij de fondsdeelnemer te liggen.” Zo krijgt de deelnemer wel de lasten, maar niet de lusten van de klimaatrevolutie in pensioenland. De nieuwe Pensioenwet maakt dat alleen maar erger. Daar is namelijk de inspraak van deelnemers uit gesloopt. De pensioenspaarder wordt niet alleen in het duister gehouden, hij moet ook nog eens zwijgen. De vraag rijst of hier niet reeds sprake is van onteigening. Vindt er niet onder onze ogen een grote pensioenroof plaats?
Laatst bijgewerkt: 17 september 2025 05:53