Detail uit een schilderij van Benjamin West uit 1770. De pose van de 'nobele wilde' is die van een diepzinnige denker.
Hoe de utopie van de 'nobele wilde' de Revolutie in zijn greep kreeg
In vergelijking met de cultuur van een paar decennia geleden, vertoont de huidige "postmoderne" cultuur een aantal nogal opvallende verschillen. Eén zo'n verschil is de neiging om onder de noemer van "dichter bij de natuur" te willen leven. Om achterlijke, primitieve, wilde en tribale modellen te herontdekken, opnieuw te evalueren en voor te stellen.
Uitgeklede, ellendige maatschappij
In de cultuur van gisteren werd de mens geprezen als de meester van de Natuur. Vandaag vereert iedereen de Natuur als de afgod en meesteres van de mensheid en haar lot. Rationalisme en de heerschappij van de wetenschap overheersten de cultuur van gisteren, die streefde naar een geavanceerde beschaving en de opbouw van een bureaucratische en technocratische maatschappij. Vandaag neigt de postmoderne mens naar een irrationele en mystieke cultuur, gericht op de vorming van een regressieve beschaving. Gisteren was het doel een gecultiveerde, stabiele, rijke, comfortabele en welvarende samenleving. Vandaag echter geeft het postmoderne model vorm aan een onwetende, precaire, ellendige, oncomfortabele en uitgeklede maatschappij. De "deconstructie" van de samenleving wordt omgevormd tot een anarchistische en tribale gemeenschap.
De zoektocht naar een aards paradijs
Deze "terugkeer naar de natuur"-trend is niet zo nieuw als het lijkt. Wanneer men de geschiedenis van het revolutionaire proces overziet - onder het mom van het bouwen aan een toekomst die is ontworpen op basis van wetenschappelijk en technologisch verstand – zien we vaak dromen van een terugkeer naar een utopisch en verloren verleden, een onbedorven begin, een "aards paradijs" waarin de mensheid gelukkig zou leven, onbezorgd en vrij van alle zorgen. De geschiedenis staat bol van mislukte utopische projecten die het verloren geluk wilden terugwinnen dat in een ongerept begin werd gesitueerd. Het aantal van deze utopieën bereikte in de zestiende eeuw een hoogtepunt, samenvallend met de komst van de "moderne beschaving". Deze experimenten probeerden kennis en wilskracht in dienst te stellen van een Utopia dat een vrije en gelukkige samenleving zou opbouwen.
De ontdekking van een tribaal samenlevingsmodel
Kort na de ontdekking van de Amerika's brachten de schepen niet alleen priesters, geografen, natuurkenners en handelaars, maar ook "filosofen" naar de nieuwe wereld. Tegenwoordig zouden deze laatsten etnologen of antropologen worden genoemd. Zij waren erop gebrand het leven van de pas ontdekte volkeren te bestuderen. Deze geleerden waren teleurgesteld in hun eigen beschaving, die zij ervan beschuldigden ingewikkeld, kunstmatig, onrechtvaardig en verscheurd door verdeeldheid en oorlogen te zijn. De protestantse revolte was net uitgebroken. Op hun reizen naar de Nieuwe Wereld probeerden de denkers een "aards paradijs" te herontdekken, een alternatief en nieuw maatschappijmodel ter vervanging van het oude Europa. Om in de trendy termen van vandaag te spreken: zij verlieten het "centrum" om op zoek te gaan naar de "periferie". Zij weigerden exclusiviteit en omarmden "zich open te stellen voor de ander". Zij verwierpen de gevestigde uniformiteit om diversiteit te ontdekken.
Inheemse volken als proto-communisten
Verschillende van deze geleerden bestudeerden het leven van de inheemse volkeren niet alleen wetenschappelijk, maar interpreteerden het volgens hun eigen criteria. Zij geloofden naïef dat de inheemse samenleving geen eigendom, handel, families, instellingen, wetten, privileges, hiërarchie, politieke of religieuze autoriteiten kende. Zij geloofden dat de wilden vrij leefden van zekerheden, verlangens, scrupules, onzekerheid, agressies en oorlogen. Zij leefden een zorgeloos en ongestructureerd leven dat tegenwoordig als new-age of veganistisch zou kunnen worden gekenschetst (hoewel de wilden gretig dieren aten). Volgens deze geleerden maakten al deze dingen die de wilden ontbeerden hen niet alleen onwetend en naïef, maar ook vreedzaam, kuis, nederig, altruïstisch, vrijgevig en wijs. Zij leden niet onder de gevolgen van de erfzonde, omdat zij een oorspronkelijke onschuld genoten. Zo verbeeldden de geleerden zich dat zij in de tribale samenleving de ideale gemeenschap hadden ontdekt waar zij van droomden. Zij verhieven het leven van de stammen tot een model dat zij aan de Europeanen voorstelden als een alternatief voor hun corrupte beschaving.
Lees ook: Klimaatverandering is een normaal fenomeen
De ongeciviliseerde Utopia's van de Renaissance en de Verlichting
De zestiende eeuw was een historische periode die de triomf markeerde van het humanisme, de neo-heidense beschaving en de geseculariseerde samenleving. Het zag ook de opkomst van utopieën die beweerden de kennis en kracht te verzamelen die nodig waren om terug te keren naar een "aards paradijs". Sommige protestantse bewegingen uit die tijd, zoals de wederdopers, droomden al van een samenleving niet alleen zonder het pausdom, maar ook zonder enig religieus gezag, politieke macht, familie of privébezit. Sommige voorstanders van de zogenaamde gecultiveerde Renaissance waren sceptisch over godsdienst, libertarisch in de politiek en libertijns in de moraal. Zij droomden van een samenleving die gelukkig was omdat zij vrij was van religieuze, politieke en juridische beperkingen. De Fransman Etienne de la Boétie, een leerling van Montaigne, hoopte bijvoorbeeld dat Europa een continent zou worden "zonder Geloof, Koningen of Wetten".
Utopische verbeelding in de Nieuwe tijd
Tussen de zestiende en zeventiende eeuw werkten illustere humanisten meer precieze utopische projecten uit. Het begon met (de heilige) Thomas More, die met zijn beroemde boek Utopia (1516) het concept lanceerde met de titel van het boek. Later schreef de dominicaan Tommaso Campanella De Stad van de Zon (1602). Deze literaire fantasieën waren echter niet bedoeld om te worden ingevoerd in de echte samenleving. Later stelden de Anglicaanse Sir Francis Bacon met zijn New Atlantis (1612), en de Puriteinse Gerard Winstanley met zijn Law of Freedom in a Platform (1652) utopieën voor als ideale programma's die wetenschappelijk geïmplementeerd konden worden door gebruik te maken van politieke en economische technieken die uitgevonden waren door de toen nog jonge "sociale wetenschappen".
Fictie als camouflage
Om kerkelijke censuur te vermijden, stelden veel auteurs hun ideale samenlevingen voor door literaire fictieverhalen te schrijven over de zogenaamd aardrijkskundige ontdekking van verre samenlevingen. In zijn boek over een fantasierijke reis naar Het Zuidelijke Land (1676), stelde Gabriel Foigny zich een primitieve samenleving voor die bestond uit aseksuele individuen met meerdere geslachten en een dubbelzinnige of gemuteerde seksualiteit, vergelijkbaar met de fantasieën van de hedendaagse gendertheoretici. Hoewel de samenleving van de Verlichting verondersteld werd gecultiveerd, wetenschappelijk, pragmatisch en verfijnd te zijn, ging deze tribalistische utopische literatuur met tegengestelde kenmerken door in de achttiende eeuw. Schrijvers als Fontenelle, Meslier, Deschamps en Rétif de la Bretonne betoogden dat geluk voortkomt uit "eenvoud", opgevat als de verwerping van dogma's, wetten, plichten, verplichtingen en sociale beperkingen. Morelly stelde zijn Code de la Nature (1755) op, Rousseau ontwikkelde de pedagogie van de "wilde spontaniteit" en Diderot stelde een politiek programma voor dat revolutionairen tijdens de Franse Revolutie probeerden uit te voeren, met de welbekende rampzalige gevolgen.
De tribale utopie van het socialisme
In de negentiende eeuw sloten enkele politicologen en sociologen zich aan bij de etnologen en antropologen die het sociale systeem bestudeerden van de pre-Columbiaanse Amerindiaanse samenlevingen (Azteken en Inca's). Hoewel deze samenlevingen tiranniek en onderdrukkend waren, slaven maakten en zelfs bloedbaden aanrichtten, prezen deze geleerden ze als gebaseerd op "solidariteit", d.w.z. leven in harmonie met de natuur. Zij verwonderden zich over hoe deze samenlevingen talloze individuen konden samenvoegen tot collectieve entiteiten, zodat elk als één compact en krachtig lichaam fungeerde, als dat van een "groot dier". Sommige socialistische auteurs probeerden het technocratische model van het positivisme te weerleggen met het primitieve model van de "Derde Wereld" of het stammenleven van woeste gemeenschappen. Zij droomden van een maatschappij bevrijd van religieuze, politieke en economische autoriteit. Alles werd gecollectiviseerd: het huwelijk, de opvoeding van het nageslacht, het bezit, de erfenis, het werk, het vermaak, het onderwijs, de huisvesting, het voedsel en de kleding. Dit ideaal riep op tot de socialisatie van geboorte, groei en dood, wat secularisatie en verarming veronderstelt. Zo ontwierp de utopische socialist Fourier een sociaal systeem zoals dat van de Amerindiaanse rijken, waarin elk aspect van het individuele leven werd onderworpen aan een collectivisme van het tribale type.
Opkomst van het communisme
Dit primitieve model verleidde ook het zogenaamde wetenschappelijk socialisme. Marx programmeerde zijn communistische revolutie voor de afschaffing van vervreemdende en onderdrukkende factoren - eigendom, geld, handel, gezin, onderwijs, wet, politieke en religieuze autoriteiten - die de geschiedenis van de patriarchale tot de bourgeois maatschappij hadden beheerst. Deze afschaffing zou een terugkeer mogelijk maken naar een ideale primordiale gemeenschap. Deze "primitieve horde" die Friedrich Engels zich voorstelde, was een gemeenschap waarin "alles in iedereen is," en allen gelijk zijn, niet alleen in bezit en macht, maar ook in hun gedachten, verlangens en gevoelens. De vroege experimenten van het Leninistische regime in Rusland en het Maoïstische in China hadden dit doel. De bloedige dictatuur van de Rode Khmer in Cambodja was een tragische, zij het duidelijk mislukte poging, om een hele bevolking te “bevrijden” van haar beschaving door haar mensen de bossen in te sturen om een woest stammenleven te ervaren.
Cultuurmarxisme
Het "postmoderne" socialisme begon met de seksuele en ecologische revolutie die werd uitgewerkt door Reich, Fromm en Marcuse. Sinds 1968 bestaat het postmoderne programma erin de oorspronkelijke gelijkheid nog verder na te streven door een irrationele, uitgeklede en destructieve dimensie te bevorderen. Het is dan ook geen wonder dat de term "Revolutie" (van het Latijnse revolvere) geen vooruitgang naar de toekomst uitdrukt, maar een terugkeer naar het verleden, naar een verloren en betreurde oertoestand van volmaaktheid en geluk, voorgesteld als een "heerschappij van vrijheid en gelijkheid" - wanneer mensen de beschaving opgeven. De echte keuze waar de wereld vandaag voor staat is dus tussen revolutionaire barbarij en christelijke beschaving.
Dit artikel van Guido Vignelli verscheen eerder op tfp.org
Laatst bijgewerkt: 23 november 2023 13:33